Dit artikel is gepubliceerd in KARPER magazine nr. 49
In mijn boek “Een moment van verleiding” heb ik enkele van mijn struinsessies beschreven, die zich voornamelijk in woonwijken afspeelden. Maar wat komt er nou eigenlijk allemaal bij kijken en wat is nou een goede aanpak om in deze omgeving je vissen aan de oppervlakte te vangen?
Het voordeel voor ons vissers is dat deze grachten, sloten en vijvers eenvoudig te bevissen zijn. Misschien nog belangrijker, ze zijn overzichtelijk. Vaak liggen ze ook nog eens betrekkelijk dicht bij elkaar of zijn ze met elkaar verbonden. Het nadeel van dit soort wateren is dat ze vaak gelegen zijn naast grasveldjes, wegen en fietspaden en dus voor iedereen simpel te benaderen zijn. Toch loont het om dit soort wateren serieus te bevissen omdat ze mooie vissen bevatten, waaronder karper.
Het herkennen van een aan de oppervlakte zwemmende of azende vis is één van de belangrijkste facetten van het oppervlaktevissen. Klinkt simpel, maar het is moeilijker dan menigeen denkt. Als een karper duidelijk aan de oppervlakte zwemt, is dit uiteraard niet zo’n probleem, maar lastiger wordt het al in andere situaties.
Draaiende wind, ratten, watervogels, drainagepijpen en happende witvis worden vaak voor aan de oppervlakte zwemmende of azende karper aangezien. Met wat oefening en ervaring zal het steeds eenvoudiger worden om hoogzwemmende karpers te kunnen onderscheiden van de rest. De door karper veroorzaakte kringen wijken af van die van de andere veroorzakers. Karperkringen bewegen zich in een lagere frequentie over het water voort en zijn breder, zeg maar ‘stroperig dik’. Watervogels en ratten maken korte, nerveuze bewegingen in het water. Die golfjes zullen elkaar dus wat sneller opvolgen en ‘dunner’ zijn. De bekende V-tjes op het water zijn nagenoeg altijd door de wind veroorzaakt. Pas als het V-tje zich langzaam in een min of meer rechte lijn voortbeweegt en niet in een soort draaivorm eindigt zou ik er echt serieuze aandacht aan besteden. Overigens breekt er, als het een karper betreft, vaak al een stukje van zijn rug door de waterspiegel. Een goede polaroidbril zal je vaak helpen je twijfel weg te nemen doordat je minder last van schitteringen en weerspiegelingen hebt.
Misschien wel de grootste ergernis tijdens het oppervlaktevissen zijn watervogels. Hoe vaak hebben we ze wel niet doodgekeken en doodgewenst!? Hoe vaak is de moordenaar in ons wel niet naar boven gekomen? En toch zullen we ermee moeten omgaan. Ook zij hebben het recht om te leven en wij mensen zijn er zelf de oorzaak van dat ze niet meer voor ons wegvluchten. Die beesten weten niet beter, dus laten we in godsnaam het gericht gooien van klompen lood, het moedwillig vangen van zo’n beest of smijten van strijkers achterwege laten… En echt, ik heb het meer dan eens zien gebeuren… Als we het eens van de positieve kant bekijken kunnen ze ons ook helpen bij het vangen en zoeken naar karper. Soms zie je groepen eenden een specifiek deel van het wateroppervlak zuiveren. Dan kan je ervan uitgaan dat daar iets eetbaars aan of op het wateroppervlak te vinden is. Het is zeer aannemelijk dat de karpers niet ver weg zijn. Als er regelmatig brood gevoerd wordt (of wij dit nu zelf doen (voorvoeren) of bijvoorbeeld een moeder met kind) zal de door de watervogels ontstane consternatie karpers aantrekken omdat ze uit ervaring weten dat er dan wat eetbaars te verkrijgen is. Soms zit er niets anders op dan grote hoeveelheden te voeren en te wachten tot het watergevogelte verzadigd is. Vaak heb ik kunnen waarnemen dat karpers rustig onder de vretende eenden, meerkoeten, meeuwen en ganzen zwommen en alleen de afzinkende stukken brood oppakten. Pas als de watervogels verzadigd leken te zijn, kwamen de karpers in actie. Als we kijken naar andere voorbeelden in het dierenrijk zijn er misschien wel parallellen te trekken. Neem bijvoorbeeld walvissen, orka’s en dolfijnen, die communiceren niet alleen door middel van geluiden met elkaar, maar ook door te springen en te slaan met hun vinnen op het wateroppervlak. Op het land geven bijvoorbeeld rondcirkelende gieren in de lucht voedsel aan. Voor hyena’s en andere aaseters het teken zich erheen te spoeden. Waarom zou er bij karpers niet een dergelijke vorm van interactie tussen elkaar, maar zeker ook met het andere waterleven zijn?
Mijn favoriete oppervlakteaas zijn kattenbrokken en brood. Eigenlijk kan je alles gebruiken dat drijft en eetbaar is.
Waarom zijn kattenbrokken en hondenbrokken dan zo goed? Pak er maar eens een handje van uit de verpakking. Je zult zien dat je hand wat vettig aanvoelt en dat er hele kleine deeltjes van de brok op je hand zijn achtergebleven. Juist deze vettigheid en die kleine losse deeltjes zijn, buiten de geur en smaak, het sterke punt van deze brokken. Als je wat brokjes in een glas met water legt, dan zul je zien dat er om elk brokje een heel klein olieachtig laagje ligt en dat er al snel kleine deeltjes van de brok naar beneden zakken. De brok werkt dus als een omgekeerde pallet. De deeltjes die zinken worden door de onderstroom opgepikt en verspreid. Ik ben er dan ook van overtuigd dat hierin de verklaring ligt waarom karpers soms al op 15 meter afstand aan de oppervlakte happend recht op de gevoerde brokjes afzwemmen. Daarbij komt nog het geluid dat bij het kraken van de brokjes door de karper vrijkomt. Wel eens een karper in een aquarium kattenbrokjes horen kraken? Je weet niet wat je hoort! Overigens gaat dit laatste niet op als de brokjes al een paar uur in het water liggen omdat deze dan zacht geworden zijn.
Ik laat mijn keuze van het te bevissen water of gebied afhangen van de weersomstandigheden, de windrichting, de beschikbare vistijd, eerdere waarnemingen en vangsten en kennis van het water. Overigens zijn er ’s zomers zeker heel goede vangsten te behalen tijdens druilerige dagen! Omdat oppervlaktevissen gebaseerd is op waarnemingen en deze viswijze zich bij uitstek leent voor een mobiele vorm van vissen, is het goed mogelijk om meerdere wateren die bij elkaar in de buurt liggen tegelijkertijd te bevissen. Vanwege de drukke omgeving moeten we de vissen zoeken op plaatsen waar het rustig is, de vissen zich veilig wanen en natuurlijk waar voedsel te vinden is. Er zijn op elk water wel waterplanten, bruggetjes, rustige zijslootjes, bootjes, overhangende takken, steigertjes, rietkragen of rustige hoekjes met drijfvuil te vinden waar ze beschutting kunnen vinden. Anders komt het water niet in aanmerking. Voordat ik ga vissen voer ik bij al deze rustige plekken een paar handen brokken of broodkorsten. Vaak doe ik dit bij meerdere watertjes die niet al te ver van elkaar af liggen. De activiteit kan per water behoorlijk verschillen, waardoor je eventueel je visserij wat meer naar het ‘actievere’ water kan verleggen. Wederom een voordeel van deze mobiele visserij! Zelf voer ik het liefst met kattenbrokken omdat deze overal tussen drijven, minder opvallen dan brood en dus nooit allemaal door watervogels opgegeten worden. Ik kies mijn route zó, dat ik in een rondje alle plekken kan aflopen. Op deze manier vis je het effectiefst omdat je geen stukken dubbel loopt. Het grote voordeel van het maken van meerdere plekken is dat hoogzwemmende karpers altijd wel ergens brokken zullen tegenkomen en bij wantrouwen telkens met een nieuwe plek met brokken zullen worden geconfronteerd. Dit geeft ze nog meer het idee dat er massaal voedsel te verkrijgen is, wat ook weer wantrouwen wegneemt. Een ander belangrijk voordeel is dat na het vangen van een vis de volgende plek niet verstoord is, waardoor je op elke volgende plek een nieuwe kans hebt.
Brokjes aan de haak in drijvuil |
Als de vissen eenmaal dermate gefixeerd op het aas raken dat ze in hoog tempo van brokje naar brokje zwemmen, zullen ze alles meepakken dat ook maar enigszins eetbaar lijkt. Uiteraard geldt dit voor elk oppervlakteaas, maar even makkelijk voor een stukje kurk, hout of plastic dat maar enigszins op een brokje lijkt. Tussendoor zullen de vissen regelmatig voor even van de oppervlakte verdwijnen om de brokken in hun bek te kraken of te pletten, maar erg lang duurt dit nooit.
Om het water in de gaten te kunnen houden als ik me tussen de plekken verplaats, is bij de wat grotere afstanden (afhankelijk van je eigen luiheid) een fiets of brommer eigenlijk onontbeerlijk. Je zult wel merken dat je ook onderweg je vissen zult meepakken en die waren je in de auto nooit opgevallen! Zelf bevis ik wel eens stukken water van 4 km lengte. Op de fiets is het geen probleem om die een aantal keer af te fietsen. Aan elke plek besteed ik ongeveer 10 à 15 minuten. Je zoekt naar azende vissen en binnen die tijd moet je wel wat activiteit hebben gezien. Is dit niet het geval, dan vertrek ik naar de volgende plek. Je vist dus heel effectief!
In het verleden gebruikte ik Felix-kattenbrokken, maar tegenwoordig bijna altijd de Variantjes van Tom Poes of hondenbrokkenvan Mister Dog, de geelgroene zakken. Het bevestigen is zeer eenvoudig, al zie ik wel eens mensen met stukjes kurk, elastiek of een aangeknoopte hair rommelen. Naar mijn mening onnodig; hoe simpeler, hoe beter. Als je de brokken een minuutje in een bakje met water laat weken, heb je een half uurtje later rubberachtige brokjes die je gewoon op de haak kan prikken. Week ze niet langer omdat de brokken anders te zacht worden. Voor andere brokken zal de weektijd verschillen, maar dit is een kwestie van uitproberen. Harde brokken kunnen bij het aanslaan nogal eens in de weg zitten, terwijl voorgeweekte brokjes bij de aanslag gewoon van de haak vallen. Misslaan zal dan bijna niet meer voorkomen en zeker omdat we niet meer dan vijf meter uit de kant vissen en heel duidelijk kunnen zien dat de lippen van de vis de brokken omsluiten. Omdat de brokjes waarmee we vissen niet al te groot zijn gebruik ik een sterke, lichte, niet al te dikke haak omdat de brokken anders geneigd zijn uit te scheuren. Om de haakkans zo groot mogelijk te houden gebruik ik er een kortstelige haak met een wijde bocht en rechte punt. Zelf gebruik ik meestal een Drennan Super Specialist maatje 4 en prik daar vier à vijf brokjes op. Als de vissen een aantal negatieve ervaringen met brokjes hebben ondergaan zullen ze wantrouwiger gaan reageren op het kluitje brokken. Ze kunnen een losliggend brokje namelijk heel goed onderscheiden van een kluitje brokken. In dat geval schakel ik over op een kleinere haak, maat 8, en prik er dan één of twee brokjes op.
Vis ik met een korst op de haak, dan pak ik een maatje 2. De beste korsten verkrijg je door een halfje wit of bruin te halen, deze in stukken te knippen met een schaar ter grootte van de korsten waarmee je wilt vissen en deze in een goed afgesloten zakje te bewaren. Deze korsten zijn taai en indien het zakje goed afgesloten wordt, kan je deze korsten twee a drie dagen gebruiken.
Happen er vissen in de waterplanten zoals leliebladeren of waterpest, dan is een enkel foampje met made of mestpiertje hét aas! Neem een haakmaat 8 of nog liever 10. Met het formaat van je foampje kan je bepalen of je je foampje inclusief mestpiertje of made drijvend danwel langzaam zinkend wilt aanbieden. Bijna geen karper zal het kunnen weerstaan!
In het verleden heb ik het laatste stuk lijn wel eens vervangen door een soepele onderlijn, maar daar ben ik al gauw van teruggekomen. Ik had eerder het gevoel dat dit van negatieve invloed was. Gewoon de haak aan de nylon hoofdlijn.
Omdat je vlak onder de kant vist heb je zelf in de hand hoe je je aas presenteert; controllers e.d. heb je voor deze visserij niet nodig. De sleutel tot succes ligt in geduld, een behoedzame benadering en de aanbieding van je haakaas. Maak gebruik van alles wat de omgeving je biedt om je achter te verschuilen: bomen, bankjes, onkruid, struiken, muurtjes enz. Zorg ervoor dat je schaduw niet op het water valt, of anders binnen de schaduw van een ander object. Kies donkere, doffe kleding zodat je minder opvalt tussen struiken en achter riet. Het grootste probleem bij het oppervlaktevissen is de zichtbaarheid van je lijn. Tijdens het voeren hebben we geschikte plekken opgezocht; hoeken drijfvuil en waterplanten bijvoorbeeld. Dat is ook meteen waar voor ons de oplossing ligt. Maak bij het aanbieden van je haakaas gebruik van de dingen die in het water liggen: stof, algen, bloesem, kroos, een tak, bladeren, lelieblad en lege frisdrankblikjes zijn enkele voorbeelden. Er ligt altijd wel iets in het water. Als je je lijn over één van deze dingen neerlegt en je haakaas er tegenaan trekt is dit probleem opgelost, en geloof me, dit werkt veel beter dan de meest ingenieuze montages en onderlijnen. Er is altijd wel iets voorhanden, desnoods pak je iets dat op de kant ligt en gooi je dat tijdens het voeren in het water. Eenvoudig te doen want je vist toch vlak onder de kant.
Mocht je tijdens het vissen de drukte van overdag willen ontlopen of gewoonweg overdag geen vistijd tot je beschikking hebben, dan biedt het vissen in de schemer of in de nacht uitkomst. Je zult meteen merken dat de lastige klanten van overdag opeens weer op de kant komen. Het enige nadeel is dat de zichtbaarheid van je haakaas beperkt is. Gelukkig is er in woonwijken genoeg kunstlicht voorhanden. Extra aandacht dient aan je schaduw te worden geschonken omdat deze, in tegenstelling tot overdag, nu meerdere invalshoeken kan hebben. Voeren met kattenbrokken en vissen met een broodkorst werkt nu goed.
Typische plek. |
Oppervlaktevissen heeft nog een paar voordelen: Jij bepaald wanneer er aangeslagen wordt en bent dus niet afhankelijk van een stuk lood. Je hebt grote invloed op de eerste vluchtrichting; sla je naar links aan, dan zal de vis in bijna alle gevallen naar rechts vluchten, sla je naar rechts aan, dan zal de vis nagenoeg altijd naar links vluchten. Dit kan een beslissende factor zijn als je de vis bij obstakels haakt en handig als er iets verderop een vis op je gevoerde brokjes ligt te happen. Haak je de vis bij obstakels, dan is het zaak om zoveel druk als mogelijk te zetten en dan bedoel ik ook echt alles wat er uit je materiaal en jezelf te halen is. En er is veel meer uit je materiaal te halen dan menig visser denkt. Slip nagenoeg dicht en hangen in die hengel! Test maar eens op de kant en kijk hoeveel druk je op 5 meter afstand kan zetten met dichtgedraaide slip en een tot maximaal gebogen hengel. Dan weet je meteen tot hoe ver je kan gaan. Hoe hoger de vis in het water blijft, hoe meer jij gedurende het verloop van de dril te zeggen hebt! Dit alles is belangrijk zodat jij de regie over de dril behoudt.
Ik vis al jaren met een 3,30 meter lange hengel met een snelle topactie voor het aanslaan en een stevige ruggengraat, maar geen ‘bezemsteel’. Langer zou ik de hengel niet nemen omdat je niet ver uit de kant vist en veel tussen struiken en bomen door loopt. Een lange hengel zit dan alleen maar in de weg. Heb je je aas ingelegd, zorg er dan voor dat er zo min mogelijk lijn uitstaat, zeker als je bij obstakels vist. Je hengel en de rek in de nylon lijn geven voldoende demping.
Ze pakken de brokken zelfs van de bladeren af |
De molen moet niet al te zwaar, maar zeker robuust zijn, een goede slip hebben en omdat we toch vaak bij waterplanten, bruggen en bomen vissen minimaal 150 meter dertighonderdste schuurbestendige nylon bevatten. De dikte vormt geen probleem omdat we de lijn toch over iets heen leggen. In sommige gevallen neem ik zelfs nog dikker. Meer lijn is niet nodig omdat je voor de kant vist, maar omdat je (weer in verband met de obstakels) regelmatig je lijn zult moeten bijknippen zou ik niet voor minder gaan.
Vanwege de mobiliteit gebruik ik een onopvallende rugtas om de rest van de spullen mee te nemen. Buiten de standaard spulletjes heb ik altijd een baarsdrijvertje, een heel klein dobbertje, een doosje knijploodjes, een 15-grams wartelloodje en een stukje kurk mee. Dit om op alle situaties te kunnen inspelen.
De bekendste oppervlakte aasjes zijn denk ik wel brood en katten- en hondenbrokken. Maar waarom laten we het hierbij? Bij(vast) loodvissen zoekt men continu naar alternatieve aassoorten en dat lijkt de normaalste zaak van de wereld te zijn. Je kunt het zo gek nog niet bedenken of het vangt. Waarom geen verschillende soorten brood proberen? Denk aan Turks brood, wit bood, bruin brood, maïs brood, eierkoek en toevoegen hieraan; pindakaas, marmite, jam, alle geurtjes en smaken die we in onze boilies doen. We maken ons wel druk om de samenstelling van onze boilies, waarom niet over ons oppervlakteaas? Zeker als we niet voorvoeren en jagen op de spontaan happende en zonnende vissen, is een broodkorst voorzien van een geurtje of smaakje een ware killer. Overigens blijven voorgeknipte of voorgescheurde korsten beter zitten dan verse, omdat deze taaier zijn. Als je het zakje goed afsluit kan je de korsten drie dagen gebruiken. Afwisselen van grootte kan ook verschil maken. Voeren met alleen hele kleine stukjes brood of juist alleen grote, er zijn mogelijkheden genoeg. Zelf gebruik ik het liefst ongesneden knip- of Turks brood. Sneetjes brood zijn wat mij betreft ongeschikt omdat deze lang zo goed niet blijven zitten en je niet de mogelijkheid hebt om zelf de hoeveelheid wit onder de korst te bepalen. Juist dit wit zorgt voor extra werpgewicht indien nodig. Plotseling blijkt die 30 meter toch niet zo onhaalbaar!
Kruisen of zonnen er aan de oppervlakte wat karpers en pakken ze je gevoerde korsten of brokken niet, dan wil het wel eens helpen om met behulp van een wartelloodje je korst of kattenbrokjes een half metertje onder de oppervlakte aan de te bieden. (denk aan Zig Rig principe) In veel gevallen slaag je er dan in om toch een vis te vangen. Leuke bijkomstigheid is dat vaak juist de grotere vissen net onder de oppervlakteazers zwemmen.
Vangstgarantie kan ik je niet geven, maar als er vissen in vuil of tussen kroos happen moet je maar eens een baarsdrijvertje of heel klein dobbertje monteren met 10 cm. daar onder een wormpje of broodvlok. Laat het tussen het kroos of vuil zakken, zorg dat je vlok of worm onder het vuil hangt en ik kan je die vangstgarantie bijna geven.