Een paar jaar geleden kwam ik tot de conclusie dat er een omslag in mijn karpervisserij moest plaatsvinden omdat mijn enthousiasme aan het afnemen was. Ik miste het avontuur en wilde weer vaker die jeugdige verwondering ervaren die ik als klein kind had. Mede door mijn steeds drukker wordende leven werd ik genoodzaakt om efficiënter met mijn vistijd om te gaan, waardoor zaken als voorbereiding en aanpak in een vast stramien verliepen. Ik ving mijn vissen, dus was ik goed bezig. Avontuur, nieuwsgierigheid en verwondering echter, werden daardoor steeds meer naar de achtergrond gedrongen, terwijl vissen juist leuk is omdat vissen meer is dan vissen vangen alleen. Daarom besloot ik om te kijken wat er nog meer binnen mijn visserij zou passen dat mij weer meer plezier en beleving in het vissen kon brengen. De oplossing was eigenlijk heel simpel: ik ging er vaker opuit zonder mijn hengels. Al gauw bestond mijn standaarduitrusting voor deze ‘vissessies’ uit een polaroidbril, een fotocamera en een filmcamera.
Eind februari nadert en ik loop vroeg in de ochtend door het park. Een waterig zonnetje doet zijn best de aarde te verwarmen. Net als in veel andere ondiepe watertjes waart de dood deze winter ook hier rond. Opvallend is dat het vooral karpers en paling betreft. Dan valt mijn oog op een onooglijk klein slootje aan de andere kant van de weg dat niet eerder mijn aandacht heeft getrokken. Waarom nu wel dan? Ik bespeur beweging in het water, precies in het deel waar de zon in het water valt. Het slootje is zo’n 2 meter breed en 30 cm. diep. Ik loop er naartoe en zie vijf karpers zwemmen. Karper? Hier? Hoe zijn die hier gekomen? Een week geleden lag het slootje nog helemaal dicht met ijs. Een overlevingskans gelijk aan nul. Overgezet misschien? Ik loop weer naar het begin van het slootje bij de weg. Hier valt het water via een kleine overstort naar beneden. Een meter daar vandaan bevindt zich de monding van een buis van 40 cm. doorsnede, die het water onder de weg door naar het parkwater voert.
Twee dagen later ben ik terug in het park. De buis braakt grijsbruin water uit en kleurt het parkwater in de directe omgeving. Donkere schimmen glijden door het gekleurde water. Karpers! Ik sluip dichterbij. Zeker dertig tel ik er. Deze hebben de winter wel overleefd. Een langgerekte schub verdwijnt in de buis, gevolgd door een klein spiegeltje met opvallend schubbenpatroon. Minuten lang wacht ik, maar ze keren niet terug. Met regelmaat melden zich er karpers voor de monding van de buis, waarschijnlijk aangetrokken door het door de zon opgewarmde water uit het slootje, het hogere zuurstofgehalte of de door de stroom meegevoerde voedseldeeltjes. Nieuwsgierig steek ik de weg over richting de uitmonding van de buis bij de overstort aan de andere kant. Geen vis te zien. Dan beroering een tiental meters verderop in het slootje. Tot mijn verbazing zie ik daar het spiegeltje samen met drie schubs zwemmen. Die kunnen daar alleen gekomen zijn als ze over de overstort zijn gesprongen! Een horde van 30 cm. hoog! Het is de enige verklaring. Ik sms een vismaat om mijn ontdekking te delen.
Later
die dag zou ik een sms’je van hem ontvangen:
2x schub 71 cm 15p en 76 cm 17p uit het slootje. Bedankt!
Eind
april, het is al bijna een week lang mooi en warm weer en ik maak een wandeling
in een natuurgebied aan de rand van een meer. Na een tijdje meen ik het geluid
van opspattend water te horen. Paaiende karper? Mijn eerste gedachte. Ik sla
een wandelpad in dat naar het geluid leidt.
Een slootje van zo’n 4 meter breed, aan de ene kant rietvelden, jonge beuken en wilgen en aan de andere kant een smal onverhard pad en weiland. Voor zover het oog reikt zie ik in het slootje opspattend water, kolken, deiningen en donkere ruggen. Ze hebben een flinke reis afgelegd om hier te komen. Schubs en spiegels, groot en klein, langgerekt en hooggebouwd. De meesten nog nooit gevangen. Helaas kan ik niet al te lang blijven hangen.
De
volgende dag ben ik terug met foto- en filmcamera. Ik leef me uit. Dikke,
hooggebouwde twintig- en dertigponders en slanke torpedoschubs zwemmen door
elkaar. Rond een meerkoetennest kolkt en deint het water. Rietstengels schudden.
Soms neemt het paaigeweld even af en rusten ze uit. Wijfjes met hun van het
kuit opgezwollen buik hangen dan op en tussen waterplanten, waarbij mannetjes
met hun kop en lijf tegen haar buik aan duwen om haar maar tot actie aan te
zetten. Zodra er weer een groepje in beweging komt krijgen ze direct gezelschap
van andere vissen in de buurt. Een enkele verlate vis haast zich door de sloot
om zich in het dichtstbijzijnde paaigeweld te storten. Het aantal spiegels dat
er tussen zwemt, valt me alleszins mee. Gezien het formaat van veel van de
spiegels moeten er wel enkele bekenden van Joris en co tussen zitten. Voor
zover mogelijk fotografeer en film ik de spiegels van de juiste kant. Misschien
dat de mannen er enkele herkennen. Drie uur lang fotografeer en film ik, dan ga
ik naar huis. Heerlijk dat ontspannen toekijken!
Twee
dagen later besluit ik nog eens te gaan kijken. Er wordt nog steeds gepaaid. Ik
loop de hele sloot af, tot ik bij het meer aankom, op een plek net buiten het
natuurgebied, en waar dus gevist mag worden. Voor de ingang van de sloot
bevindt zich een groot ondiep plateau van ongeveer een meter diep. Hier ontdek
ik al snel enkele karpers. Hoe langer ik blijf zitten, hoe meer ik er zie langs
zwemmen. Wachten ze op een teken om de sloot in te trekken? Zijn deze vissen al
afgepaaid? Het is in ieder geval een interessante plek om volgend jaar te
bevissen.
In
een betrekkelijk rustige hoek van de gracht zie ik beweging in het water. Voorzichtig
neem ik plaats achter een stenen muurtje. Zo steekt alleen mijn hoofd boven het
muurtje uit en valt de schaduw van mijn hoofd binnen die van het muurtje.
Karpers. Steeds meer tel ik er, negentien in totaal. Spiegels en schubs tussen
de 15 en 30 pond, schat ik. Ze zwemmen in de nabijheid van een steiger over het
heldere groen van opkomende lelies. Een schitterend gezicht in het heldere
water. Ze happen in de wolken watervlooien die hier door de wind en bovenstroming
zijn samengedreven. Een makkelijk te verkrijgen snack. Inwendig ben ik opgewonden
als een klein kind dat uitkijkt naar een dagje Efteling. Karpers beheersen mijn
gedachten.
Een
autoportier slaat luidruchtig dicht. Mijn hart slaat een slag over, overal
kolken, terug in de realiteit. Duidelijke schrikreactie. Het duurt zeker een
kwartier voordat de eerste vissen weer aarzelend aan de oppervlakte
verschijnen.
‘Waar
kijkt u naar meneer?’ roept een ventje naar me. Ik schat hem een jaar of acht,
blond haar, korte, rode broek, blauw T-shirt en sandaaltjes.
Voor
ik het weet staat hij naast me op zijn tenen om over het muurtje te kunnen
kijken.‘Ik kijk naar vissen. Karpers. Dat zijn hele grote vissen,’ leg ik hem zachtjes pratend uit.
‘O, ik zie niets,’ zegt het ventje zachtjes terug.
Ik wijs in de richting van een groepje van vijf karpers dat net boven de opkomende lelies zwemt. Die zijn ondanks de weerspiegeling op het water nog redelijk goed te zien.
‘Ik zie niets,’ zegt het ventje nog altijd fluisterend en kijkt me verwachtingsvol aan.
Ik zet mijn polaroidbril op zijn hoofd.
‘Ja, ja, ik zie ze. Wat een grote!’ fluistert hij nu opgewonden. Hij haalt de bril van zijn hoofd en bekijkt het ding van alle kanten. Een wonderbril waardoor je vissen in het water kan zien! Hij zet de te grote bril weer op zijn hoofd en kijkt me aan. Het ding staat een beetje scheef. Zelfs door de gelige brillenglazen zie ik zijn ogen glinsteren.
Dan
komt er nog een groepje karpers aanzwemmen, waaronder een schub die ver over de
30 pond moet gaan. Op een enkele ‘kijk daar’ en ‘moet je die zien’ na, kijkt
het ventje zwijgend toe. Samen volgen we de groep die nu weer helemaal compleet
lijkt te zijn. We zien ze telkens hetzelfde rondje zwemmen: onder de steiger rechts
van ons door, om vervolgens uit het zicht te verdwijnen en dan even later weer langs
de grachtmuur aan onze linker kant over de opkomende lelies heen terug te keren.
Daar blijven ze dan even rondhangen en in de wolken watervlooien happen.
Als
de moeder van het ventje komt aanlopen en meldt dat het tijd is om te eten, komen
we weer los uit onze wereld. Enthousiast vertelt het ventje zijn moeder over
wat we zojuist allemaal hebben gezien. Als ik aan het vissen was geweest had ik
me alleen maar gestoord aan het ventje, bang dat hij de vissen zou verjagen en
mij me m’n kans zou ontnemen een mooie vis te vangen. Nu heb ik genoten van
zijn verwonderende gezelschap.
Als
ik door een gigantisch polderstelsel rijd, ontdek ik een groepje karpers in een
ondiepe kom aan het einde van een sloot. Ze liggen aan de oppervlakte, een paar
meter voor de monding van een brede buis die leidt naar een andere sloot. Even
verderop, tegen de afgekalfde slootkant, wapperen twee staarten in een bruine
modderwolk. In de directe omgeving van de buis is het water glashelder. Ik heb
nog een zak Variantjes in de achterbak van de auto liggen en even later drijven
de eerste brokken langzaam over de vissen heen. Negen vissen tel ik, waaronder
een waar poldermonster dat net is komen aanzwemmen. Het beest is enorm, staat
niet in verhouding tot de breedte en diepte van het water hier. Had ik maar een
hengel bij me… Uitgerekend het poldermonster pakt het eerste brokje. In mum van
tijd is het hele zwikkie actief op zoek. De brokken vinden gretig aftrek en
zolang ik blijf voeren, eten de vissen. Het poldermonster houdt zich enigszins
afzijdig. Ik ben nieuwsgierig hoe ze zullen reageren als ik een tijdje niet
voer. De vissen blijven in de buurt en zoeken nu duidelijk de kanten en
drijfvuilplekken op, op zoek naar afgedreven brokjes. Af en toe komen er een
paar polshoogte nemen bij de buis, maar geleidelijk aan keert de rust terug en
liggen ze weer bij elkaar aan de oppervlakte van de zon te genieten.
Na
een tijdje besluit ik een blikje maïs op het zandplaatje, vlak onder de kant
leeg te gooien, benieuwd naar de reactie van de vissen. Een tiental minuten
later staan er al drie op hun kop. Telkens zuigen ze een paar korrels naar
binnen en zwemmen dan ‘kauwend’ even rond om weer terug te keren. Het duurt
niet lang voor er zich nog twee bij het drietal hebben gevoegd, duidelijk door de
azende vissen aangetrokken. Het is een schitterend gezicht en twintig minuten
later zijn alle maïskorrels opgegeten. Regelmatig blijven er vissen naar het
zandpaatje terugkeren om er de bodem af te zoeken. Het geeft maar weer eens aan
dat een voerplekje zijn attractiviteit nog een tijd na het leegeten ervan
behoudt.
Ruim
een week later ben ik in de buurt en ga ik nog eens bij de ondiepe kom langs. Ik
heb mijn fototoestel en filmcamera mee. Dit keer liggen er acht graskarpers,
een spiegeltje en twee schubs van de zon te genieten. Zes ‘grassies’ schat ik
rond de 60 cm., de andere twee komen dicht in de buurt van de meter. Ook nu
voer ik weer wat handen kattenbrokken en een paar stukken brood. De zonnende
karpers tonen geen interesse totdat een school voorns zich op het brood stort.
Dit is het startsein. Drie van de kleinere graskarpers komen in beweging en
beginnen van de brokken te eten. Al snel volgt de rest. Opvallend is hoe de
school kleinere graskarpers als eenheid fungeert. Zij vormen een ware
vreetmachine: met zijn zessen dicht tegen elkaar aan schuimen ze het
wateroppervlak af en pakken daarbij alles wat ze op hun weg tegenkomen in hun
bek. Evenals de vorige keer, wordt ook nu nog ruim een half uur nadat alle
brokken en stukken brood zijn verorberd het wateroppervlak afgezocht naar wat
eetbaars. Ook dit keer heb ik een paar blikjes maïs bij me en voer er eentje op
het zandplaatje. Het voerplekje wordt al snel door de graskarpers gevonden.
Haast agressief gaan de vissen tekeer en nog geen vijf minuten later is de
laatste maïskorrel naar binnen gezogen. Opvallend is dat de graskarpers de maïskorrels
blijven opzuigen tot ze er geen meer voor hun bek tegenkomen. Vijftien korrels
is niets. Een verschil met de gewone karpers, die telkens maar een paar korrels
naar binnen zogen en dan al ‘kauwend’ in de buurt van het voer rondzwommen.
Het
heldere water en de aanwezige karpers bieden me de mogelijkheid om mijn nieuwe
waterdichte cameraatje uit te proberen. De volgende middag ben ik weer aan het
water. De graskarpers zijn er nog steeds. Later bekijk ik de beelden op de tv.
Ik zie ze brood en kattenbrokken van de oppervlakte plukken en ik zie ze het
ene blikje maïs na het andere wegeten. Evenals in mijn aquarium is ook nu het
kraken van de maïskorrels en kattenbrokken bij het ‘kauwen’ heel duidelijk te
horen. Ik heb mijn oog laten vallen op de grootste graskarper. Tegen de meter
lang, breed en een buikje. Morgen wordt deze de mijne.
Niet
dus. Als ik aan het begin van de avond aankom lijken de kom en sloot
uitgestorven. Ik ben te laat. Toch heb ik geen spijt. Ik heb mooie beelden van
azende karpers en heb nu met eigen ogen kunnen zien dat er hele grote karpers
in dit polderstelsel rondzwemmen.
In
de verte klinkt het krijsen van meeuwen en keffen van meerkoeten. Bovenop een
brug kiepert een vrouw een plastic tas met brood om.
Niet
veel later sta ik op dezelfde brug. Verzadigd dobberen eenden, meerkoeten en
meeuwen door elkaar. Niet onverwacht zie ik na een tijdje een dikke schubkarper
uit de diepte omhoog komen en zonder problemen een half sneetje brood naar
binnen werken. Het duurt niet lang voor ik zeven karpers tel, waaronder enkele
dikke dertigponders. Het overgebleven brood wordt verorberd. De betreffende brug
is een bekende eenden-voer-brug waar dagelijks een paar broden hun weg naar het
water vinden. De eenden- en meerkoetenkolonie vaart er wel bij. Ook de karpers
weten deze eenvoudig te verkrijgen hap te waarderen, ondanks dat de vele
ongewenste confrontaties met de mens hun sporen hebben nagelaten. Ik neem me
voor zeker vijf keer per week een uurtje op de brug door te brengen, uiteraard
met flink wat oud brood dat ik overal en nergens biets.
Pak ik hem wel of pak ik hem niet? |
Ik
heb regelmatig kunnen waarnemen hoe karpers een paar centimeter onder het
wateroppervlak hingen en van daar de korst onder water naar binnen zogen. Het gebeurt
geruisloos en het enige wat ervan te zien was waren de onder water verdwijnende
korst en wat kleine rimpeltjes op het water. Als je net even de andere kant op
had gekeken was het verdwijnen van de korst nooit opgevallen.
Toch
wel tegen mijn verwachting in heeft mijn regelmatige voeren op deze brug niet
tot gevolg gehad dat de karpers sneller aan de oppervlakte verschenen. Dat kan
mede komen doordat er al jaren brood gevoerd wordt en ik geen nieuwe situatie creëerde.
Er ontstonden geen gevechten met watervogels om het brood, ook niet als ik
minder brood voerde. De karpers verschenen op een gegeven moment, zwommen dan
onder de watervogels door en pikten zo af en toe een afzinkend stuk brood op.
Pas als de eenden, meerkoeten en meeuwen verzadigd waren, werden de eerste stukken
brood van de oppervlakte gepakt.
Door de tijd te nemen voor situaties zoals boven beschreven en niet (meteen) te gaan vissen, heb ik het avontuur en plezier in mijn visserij weer teruggevonden. Ik heb plekken leren kennen waar ik daarvoor nog nooit geweest was of karper had aangetroffen, puur omdat het niet logisch was of onmogelijk leek dat er karper zou rondzwemmen. Ik ben er van enkele watertjes achtergekomen dat ze meer of grotere vissen herbergen dan ik altijd veronderstelde. Ik heb er met het filmen en fotograferen van karpers een hobby binnen een hobby bij gekregen. Regelmatig zelfs pak ik liever eerst mijn fototoestel of filmcamera voor ik mijn aas te water laat.
Ik
kan het iedereen aanraden. Zoek eens voor jezelf uit wat een aanvulling op jouw
visserij zou kunnen zijn. De één ontwikkelt zich tot aasspecialist, de ander
houdt een (video)blog bij of beheert een website, en weer een ander is vogelaar.
Zij zullen het beamen: het verrijkt je hobby!
Mooi artikel Boudewijn. Bedankt voor het delen.
BeantwoordenVerwijderenGraag gedaan Sjoerd. Hij is al van even geleden dus het werd wel tijd ;)
VerwijderenVoor elke struinvisser herkenbaar denk ik. Laat alle afstandvissers maar lekker op hun stretcher liggen!
BeantwoordenVerwijderenZo is het maar net Steven, des te meer ruimte voor de actievere visser!
VerwijderenAls "struiner" zeer herkenbaar Boudewijn! Een artikel naar mijn hart. Ik "probeer" tegenwoordig ook de rust te vinden om te fotograferen en te filmen en niet meteen de hengel te pakken en te vissen. Chapeau.
BeantwoordenVerwijderenGroet, Björn.
Dank je Bjorn. Vaak is het goed om bewust even de tijd te nemen voor wat er om je heen gebeurt. Het 'kost' je vissen, maar er is meer binnen vissen.
VerwijderenEen hobby in een hobby, hoe tof kan het zijn?! Dat ervaar ik idd met het schrijven van mijn eigen avontuurtjes, helemaal top!
BeantwoordenVerwijderenGrtx, FER
En daar ben je dan ook goed mee bezig Fer
VerwijderenMooi stukje tekst Boudewijn! Aan de ene kant meer dan zeer herkenbaar aan de andere kant waardig om respect voor te hebben. Het geduld en de passie is goed te lezen. Ik denk dat dit ingrediënten zijn voor een optimale visserij en een verdieping in je hobby. Ik heb zo vaak karper gespot en bekeken maar nog nooit zoveel tegelijk gezien en in die groottes zoals jij ze beschrijft. Dat moet gaaf zijn geweest. Dat ventje zal het denk ik ook nooit meer vergeten en anders naar het water gaan kijken voortaan.
BeantwoordenVerwijderenGroeten
Het gaat uiteindelijk om je eigen beleving natuurlijk. Elk stukje Nederland heeft zijn eigen eigenschappen, met water, met een formaat en soort vissen. In de voorbeelden in mijn artikel zat het mee, het is vaak ook anders geweest.
VerwijderenHey Boudewijn,
BeantwoordenVerwijderenDit artikel heb al eens eerder gelezen. Ik herken het. Ik maak het nu op het moment door. De vangsten waren mager en motivatie is ver te zoeken.
Ik hoop binnenkort weer eens de keie op te kunnen gaan.
Je weet hoe dat gaat, verhuizen, werken/opleiding en al die andere zaken. Vandaar ook de stilte op mijn eigen blog.
Bedankt voor je artikel!
Met vriendelijke groet,
Willem.
Ik had al zo'n vermoeden Willem. Er is meer dan vissen. Gelukkig moet het niet en zijn er vele manieren om binnen het vissen met onze hobby bezig te zijn.
VerwijderenHij kwam me al bekend voor en ik zie nu pas dat je hem al eerder hebt gepubliseerd ha ha. Mooi artikel Boudewijn!
BeantwoordenVerwijderen